Informateur Hoekstra brengt eindverslag uit

Informateur Hoekstra adviseert koningin Beatrix om dr. H.H.F. Wijffels een onderzoek te laten doen naar de mogelijkheid van de spoedige totstandkoming van een kabinet van CDA, PvdA en ChristenUnie.

Hij schrijft dat in zijn eindverslag, dat hij op maandag 18 december 2006 aan de Koningin heeft aangeboden. Hoekstra heeft het eindverslag ook aan de Tweede Kamer gestuurd.

Persconferentie informateur Hoekstra, 18 december 2006

Hoekstra:
Ik heb zojuist een bezoek gebracht aan de Koningin en aan haar mijn eindverslag uitgebracht. Zij heeft mij vervolgens gemachtigd om dit eindverslag nog heden aan de beide Kamers van de Staten Generaal te zenden, dus ik kan er ook uit rapporteren.

U weet allemaal dat ik op 25 november een verzoek heb gekregen om op korte termijn te onderzoeken welke mogelijkheden er op basis van de verkiezingsuitslag aanwezig waren voor de vorming van een kabinet dat mag rekenen op een vruchtbare samenwerking met de Staten-Generaal.

Het was, dat zeg ik met nadruk, een verkennende opdracht en de elementen waar het over ging, dat was nagaan van de bereidheid bij de fracties om aan een parlementair meerderheidskabinet deel te nemen en de onderwerpen vervolgens te inventariseren waar tevoren duidelijkheid over zou moeten bestaan en dan ook over de wijze waarop in de hiernavolgende fase van de informatie daarover duidelijkheid zou kunnen worden verkregen. Over de wijze waarop en de inrichting van de procedure.

U weet dat ik daarna ben begonnen met een brede consultatie van alle fractievoorzitters uit de Tweede Kamer. Veel fractievoorzitters hebben erop gewezen dat het buitengewoon belangrijk is dat de te vormen coalitie voor de gehele kabinetsperiode stabiel zou zijn. Een duidelijk en een eenduidige meerderheidsopvatting voor één bepaalde samenstelling van een coalitie die was er echter niet. Wel was het zo dat een meerderheid van de fractievoorzitters van mening was dat er eerst zou moeten worden onderzocht of de SP als grootste winnaar bij deze verkiezingen bereid zou zijn deel te nemen aan besprekingen over de vorming van dat kabinet.

Ik heb in het licht daarvan eerst de fractievoorzitter in de volgende fase van de gesprekken uitgenodigd. Deze gaf aan dat hij zich verplicht voelde om deelname aan een kabinet serieus te onderzoeken. Niettemin voorspelde hij stevige discussiepunten met andere partijen, maar voegde daar ook aan toe dat er geen breekpunten van te voren al aanwezig waren.

Toen heb ik gesprekken gevoerd eerst bilateraal met de fractievoorzitters van CDA en PvdA. Individueel en later nog eens bilaterale tweegesprekken. SP-CDA, PvdA-SP en CDA-PvdA. En deze gesprekken vonden plaats aan de hand van de onderwerpen die van belang kunnen zijn voor een coalitieprogram van het volgende kabinet. Onderwerpen die ik ook had geïnventariseerd aan de hand van de gesprekken die ik had gevoerd met alle fractievoorzitters.

Tenslotte heb ik vorige week maandag een driegesprek georganiseerd tussen de fractievoorzitters en daarover heb ik - en daar ga ik nu niet op in, want dat heb ik vorige week al gedaan - gerapporteerd vorige week maandag in die persconferentie.

Na de vaststelling van die conclusie, die ik u heb meegedeeld, dat er in dit stadium geen stabiele meerderheidscoalitie te vormen was, waaraan zowel CDA als SP zouden deelnemen, heb ik een nieuwe consultatieronde aangegaan met alle fractievoorzitters. En de grote lijn hiervan was dat een ruime meerderheid van de fracties adviseerde om het onderzoek nu nader te richten op een coalitie van CDA/PvdA, aangevuld met ofwel CU ofwel GL.

Toen heb ik vervolgens gekeken naar de bereidheid van de verschillende fracties om mee te werken aan een inhoudelijk onderzoek voor een stabiele regeringscoalitie voor de komende regeerperiode. CDA uitte daarbij een voorkeur voor de coalitie CDA, PvdA en CU. De CU toonde zich beschikbaar voor een inhoudelijk onderzoek naar deze combinatie.

De PvdA toonde een voorkeur voor een coalitie met deelname van GL, maar in de tweede algemene consultatieronde had GL evenwel laten weten niet beschikbaar te zijn. De PvdA gaf ook aan over te willen gaan, hoe dan ook, naar een volgende fase in de informatie, waarin inhoudelijk wordt onderhandeld om zo te kunnen vaststellen of de PvdA aan een kabinet kan deelnemen.

Op basis van dat alles heb ik geconcludeerd en moeten concluderen dat vrijwel alle in eerdere stadia als politiek min of meer realistisch genoemde coalitiesamenstellingen op dit moment niet mogelijk zijn. Dat is het geval omdat steeds één of meer daarvoor benodigde fracties niet bereid blijken om die samenstelling nu te onderzoeken. Er resteerde één meerderheidscombinatie waarvan er wel voldoende bereidheid was bij de betrokken fracties om inhoudelijk onderzoek naar te verrichten of deze inderdaad levensvatbaar is. En dat betreft de samenstelling van een kabinet dat wordt gesteund door CU, PvdA en CDA. Ik heb dan vervolgens geconcludeerd dat het nu het meest aangewezen is dat deze drie fracties in de volgende fase op basis van evenwaardigheid, grondigheid programmatische onderhandelingen aanvangen.

Tenslotte heb ik een aanbeveling gedaan om één informateur aan te wijzen om in een volgende fase dit proces, de onderhandelingen te begeleiden en ik kan u meedelen dat als informateur zal optreden de heer Wijffels. De koningin zal de aanwijzing effectueren na een eventueel te houden Kamerdebat na afsluiting van deze fase in de kabinetsformatie. Want mocht het zo zijn dat de Kamer mij uitnodigt om te komen, dan kan ik daar slechts komen in mijn hoedanigheid als informateur. Ik wacht af wat de dag van morgen zal brengen of dat zal gebeuren. Dat is denk ik in alle kortheid datgene wat ik als introductie heb te zeggen.